Project in beeld
Ondertussen in ...
De afgelopen week besprak ik met mijn studenten aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam verschillende manifesten – van de Egyptische stedenbouwkundige Hassan Fathy over het bouwen voor de armen, van Jane Jacobs over leefbare steden – en hoe deze ‘oproepen tot verandering’ noodzakelijk zijn voor een levendige publieke discussie over de maatschappelijke betekenis van architectuur, landschapsarchitectuur en stedenbouw. Dat is hard nodig ook, want zelfs mijn studenten zien dat het architectuurdebat nagenoeg dood is.
Niettemin figureerden de bouwkunsten de afgelopen weken prominent in het nieuws. Het begon met Forum voor Democratie-voorman Thierry Baudet die in zijn bizarre overwinningsspeech na de Statenverkiezingen architecten onomwonden beschuldigde van het ondermijnen van de samenleving. En passant riep hij nog op tot een terugkeer naar de traditionele stedenbouw – het modernisme is immers ‘een daad van agressie tegen de gemeenschap’. Daarbovenop kwam de ophef over de renovatie van het Binnenhof, tot in het televisieprogramma Buitenhof aan toe. Zoals presentator Jort Kelder zei: ‘Waarom gaat het bij grote architectuurprojecten alleen maar over de kosten en zo weinig over visie?’
Voor mijn studenten is het geen nieuws dat hun vakgebied gedomineerd wordt door geld en commercie, door een honger naar spraakmakende en iconische ontwerpen. De kerntaak, het bouwen van goede, aangename en veilige huizen in prettige en duurzame leefomgevingen, lijkt te zijn ondergesneeuwd.
Toeval of niet, ook deze geluiden vonden de afgelopen dagen weerklank in de media. In dagblad Trouw schreef Hans Teerds, vaste medewerker van Blauwe Kamer, dat sinds de jaren negentig steeds minder duidelijk is waar de vakgebieden over gaan. ‘Ontwerpers werden rocksterren die vaker in het vliegtuig zaten dan op kantoor. Door die ‘alles-kan’ mentaliteit is het vak ontdaan van zijn evidente publieke belang.’
Wellicht was dit de reden voor oud-Bouwfondsdirecteur Friso de Zeeuw om eveneens in de Volkskrant de aanval te openen op het College van Rijksadviseurs, nota bene de enige club die het architectuur- en planningsdebat een beetje gaande houdt. De Zeeuw beticht het trio Alkemade, Zandbelt en Strootman van een gebrek aan realiteitszin en ziet liever dat de rijksadviseurs meedenken over hoe we ‘betaalbare eengezinswoningen inpassen in de stadsranden’, dan dat ze als ‘originele dwarsdenkers’ de politiek en de ontwerp- en bouwwereld spiegels voorhouden. Maar laat dat nou net de kerntaak zijn van het CRa – dat ze ons bombarderen met ‘oproepen tot veranderingen’, zodat niet de commercie van de projectontwikkeling, maar het idealisme van het ontwerpvak weer voorop komt te staan.
Mark Hendriks, hoofdredacteur
De plek waar nu het Dokkumse Marktplein ligt was menigmaal het toneel van belangrijke historische gebeurtenissen. Vlakbij werd de middeleeuwse missiebisschop Bonifatius vermoord en het dorpscentrum werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1572 door het Spaanse leger op bloedige wijze veroverd op de Staatse bezetters. De grond onder het plein is dan ook een rijke archeologische vindplaats, met onder meer oude graven en de restanten van een klooster en een abdijkerk.
In het ontwerp voor de herinrichting van het plein zijn de contouren van de abdijkerk zichtbaar gemaakt – door het bestratingspatroon en via de muurtjes van kloostermoppen. De bestrating bestaat uit granieten tegels die refereren aan de historische grafstenen die in de bodem liggen. Ook de granieten zitelementen – met zitvlakken van bamboehout – doen denken aan grafzerken. Bomen zijn zo geplaatst dat de archeologische vindplaats zo min mogelijk verstoord wordt. Het pleinvlak is licht verhoogd zodat de terp waarop Dokkum gebouwd is beter uit de verf komt. De grijsgele kleur van de bestrating verwijst naar de grondlagen waaruit de terp is opgebouwd. Voor de manifestatie Culturele Hoofdstad 2018 ontwierp kunstenares Birthe Leemeijer een ijsfontein. Het is artistieke verwijzing naar de recente geschiedenis van Dokkum: die van de Elfstedentocht en klimaatverandering.
Project herinrichting Marktplein
Locatie Dokkum
Ontwerpers HOSPER
I.s.m. Enno Zuidema; Birthe Leemeijer; Mienskipkommisje
Opdrachtgever gemeente Dokkum
Realisatie 2018 – 2019
Foto's Luuk Kramer
VAN DE NVTL
De cursus Toekomstbestendig ontwerpen met beplantingen behandelt theorie en praktijk van het ontwerpen met houtige gewassen, vaste planten en inheemse kruiden, aan de hand van concrete locaties in Wageningen.
Locatie: Arboretum Belmonte, Wageningen
Data: 10, 16 mei en 7, 28 juni
Inschrijven verplicht, kosten € 600,– voor leden van NVTL en BNSP
Hoe lopen de grenzen tussen het ontwerp van interieur en dat van exterieur? En wat zijn de gemeenschappelijke delers tussen beide disciplines? Deze vragen staan centraal op 9 mei tijdens een lezingen- en debatavond in Het Nieuwe Instituut. Onder de titel Vice Versa laten twee gastprekers hun licht over het onderwerp schijnen: design- en interieurhistorica Ilja Meijer en tuin- en landschapsarchitect Jos van de Lindeloof. Aanleiding is het onderzoeksprogramma Landschap en Interieur van Het Nieuwe Instituut. Tijd: 19.30-21.30 uur Locatie: Het Nieuwe instituut, Museumpark 25, Rotterdam
Project nieuw stadspark
Locatie Milaan
Ontwerper Inside Outside
I.s.m. Mirko Zardini; Michael Maltzan Architecture; Piet Oudolf; Irma Boom; Ro d’Or; Studio Franco Giorgetta
Opdrachtgever gemeente Milaan
Oppervlakte 10 ha
Ontwerp 2003 – 2017
Realisatie 2016 – 2018
De Italiaanse stad Milaan is een stadspark rijker. De Biblioteca del Alberi (de Bomenbibliotheek) is een welkome groene ruimte in het dichtbebouwde centrum. De ontwerpers van het Amsterdamse bureau Inside Outside bedachten een grafisch lijnenspel, dat het park verbindt met de belangrijkste plekken en routes in de omgeving. In dit mozaïek bevinden zich verschillende park- en tuintypologieën, zoals de bloemenweide, het gazon, de heestertuin, de vijver en het verharde plein. Verspreid in het park zijn boomcirkels aangeplant, door de ontwerpers ‘vegetatieve paviljoens’ genoemd, waarbinnen tal van activiteiten kunnen plaatsvinden. Bij elke boomcirkel zijn de soortnamen met botanische informatie in de paden gekerfd. Ook aan passanten is gedacht. Vanuit de auto en de omliggende woon- en kantoortorens biedt de grafische kwaliteit van het park een bijzonder aangezicht.
SCHOONHEID TEGEN HET POLDEREN
Wie verwacht dat het boek Openbare ruimte – Amsterdam 2012-2017 (gemeente Amsterdam, € 45,–) net zo saai is als de titel doet vermoeden, wacht een aangename verrassing. In een rijkelijk met foto’s en plantekeningen geïllustreerd boekwerk presenteert Amsterdam trots een overzicht van het gerealiseerde werk in de openbare ruimte in de afgelopen jaren. Trots ook dat de stad 90 procent van de openbare ruimte zelf ontwerpt, zo schrijft de redactie. ‘Met ruim 50 landschapsarchitecten en 150 stedenbouwkundigen en architecten is Amsterdam een van de grootste ontwerpbureaus van Nederland'. En hun productie liegt er niet om. Een eindeloze reeks pleinen, straten, bruggen en parken en tuinen passeert de revue. Maar het boek gaat nog wel wat dieper met een aantal artikelen. Waaronder een van stedenbouwkundig supervisor van de gemeente Ton Schaap. Enigszins ontregelend voor wie al bladerend onder de indruk was van al het moois dat is gerealiseerd, pleit hij voor meer aandacht voor schoonheid. Dat staat nooit in het programma van eisen en is daardoor meer een toevallig bijproduct van praktische ingrepen. Schaap: ‘Schrijf op wat [...] in deze opgave onder [schoonheid] verstaan moet worden, wijs een opdrachtgever aan die ingrijpt zodra het polderen tot middelmatigheid leidt.’
JAARLIJKS PRESENTJE
Huig is het jaarlijkse magazine waarmee de Rotterdamse Academie van Bouwkunst zich aan de buitenwereld presenteert. Huig (vernoemd naar een Huig Maaskant, een van de oprichters van de academie) is een fraai, door studenten van de Willem de Kooning Academie vormgegeven bladertijdschrft met (prijswinnend) afstudeerwerk, onderzoeksprojecten en interviews met uiteenlopende ontwerpers.
De meeste bijdragen zijn vlot en compact. Wie bijvoorbeeld het interview met Bernadette Janssen van BVR helemaal wil lezen, wordt verwezen naar de website. Dat houdt in ieder geval de vaart erin. (gratis te bestellen bij de Rotterdamse Academie van Bouwkunst, ook online te lezen)
KIJKEN, KIJKEN, NIET KOPEN
Menige gemeente zit met de handen in het haar over haar winkelgebieden. Lege panden, eentonig winkelaanbod, zieltogende aanloopstraten ... Dat er iets moet gebeuren staat buiten kijf, maar wat? Proberen panden vol te krijgen volstaat niet meer. Het publiek wil misschien wel uitgestrekte, levendige gebieden om te shoppen, maar koopt uiteindelijk het liefst vanuit zijn of haar luie stoel op internet – en wil buiten de deur beleving. Voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aanleiding om het thema eens van alle kanten te ontleden.
De resultaten van dat initiatief zijn gebundeld in het boek Levendige winkelstraten (Blauwdruk, € 20,–). Dertien winkelstraten in evenzoveel gemeenten zijn onder het vergrootglas gelegd om tot zogeheten ‘biografieën’ te komen. Wat is de geschiedenis van de straat? Hoe ligt die er nu bij? Wat zijn de sterke en zwakke punten? En wat zijn de mogelijkheden voor de toekomst? Met achtergrondartikelen, thematische uiteenzettingen (verkeer, architectuur, groen, enzovoort) is het een praktisch inspiratieboek geworden. Aan de slag!
STADSONTWERP OP DE VIERKANTE KILOMETER
Is de stad de ideale en duurzaamste plek om te wonen of is hij hard op weg volstrekt onleefbaar te worden? Zeker is dat steden kampen met opgaven die wel móéten leiden tot ‘transitie’ van de huidige stad. Dat beeld rijst op uit De stad van de toekomst (BNA Onderzoek, € 29,95), het vuistdikke verslag van een jaar lang ontwerpend onderzoek. Tien teams schetsen voor vijf locaties in de grote steden een vergezicht voor 2040. Overzichtelijk is dat ze hun visies mochten maken voor één vierkante kilometer, meest hoogstedelijk. Hoe zij daar worstelen met het inpassen van de transitieopgaven – wonen, klimaat, energie, vervoer, groen – vertelt het boek met de verslagen van de teams en tal van artikelen, beschouwingen en interviews. En kanttekeningen. Want hoewel vele overheden betrokken waren en gemeentes het ontwerponderzoek roemen om zijn vindingrijkheid, is het nog het hele ‘transitieopgave’ om dit soort, toch vrijblijvende visies tussen de oren van beleidsmakers en ontwikkelaars te krijgen en te houden.
J.R. Ewing, Bobby Ewing, Sue Ellen, Ray Krebbs, Lucy – in de documentaire The Lonely Battle Of Thomas Reid somt de morsige Ierse boer Thomas Reid de personages op van zijn favoriete televisieserie Dallas. Hij strijdt tegen overheidsorganisatie IDA die de verplichte verkoop van zijn land heeft verordend. De videospeler doet het niet meer en de banden van Dallas liggen tussen hoge stapels vergeelde kranten, oude langspeelplaten en officiële brieven. Buiten scharrelen beesten over een rommelig erf.
De verkoop zou ‘het groter goed’ dienen, fleemt de IDA, maar Reid weet dat het te doen is om een uitbreiding van het naastgelegen terrein van telecomgigant Intel. Als Reid zijn zaak uiteindelijk wint voor het Supreme Court schampert hij: ‘Call themselves investors? It’s all about control.’ Wat hij wel eens geleerd kan hebben van Dallas.
The Lonely Battle Of Thomas Reid draaide op de derde editie van het Tilburgse architectuurfilmfestival TIAFF, met de titel The Other Side Of City. De kwestie van het groter goed kwam meermaals langs. Gedeputeerde Erik van Merrienboer (PvdA) bijvoorbeeld legde tijdens een debat uit dat hij vanwege het groter goed de vestiging van postorderbedrijf Ali Baba in Noord-Brabant juist had tegengehouden.
Hoe de bewoners van Oosterwold hun groter goed zelf vormgeven, was het onderwerp van de documentaire De spelers van Oosterwold. Regels van buiten stuiten er meestal op chagrijn, maar worden soms vrolijk gepareerd. Vinden de bewoners de wettelijke maximumsnelheid van 50 kilometer bijvoorbeeld te hoog – op wegen die ze nota bene zelf moesten aanleggen? Dan wordt er een dertigkilometerbord gekocht en pront in de Oosterwoldse wegberm geplant.
De ontwerpers in de film Microtopia zijn allemaal autonoom en eigenzinnig. Een van hen heeft een dorp van minihuizen voor ogen, de rest woont het liefst klein op een afgelegen locatie, of om een statement te maken juist midden in de bestaande stad. Ze delen een liefde voor hergebruik van afval, waar een drijvend eiland, ‘parasites’, of hijskraankamers van worden gemaakt. Met zijn antikapitalistische mentaliteit is Microtopia welhaast ‘The Other Side Of Dallas’, maar daar kun je óók veel van leren.
Nog geen abonnee, maar wel benieuwd naar de volgende editie?
Kijk hier voor onze abonnementen en aanbiedingen.
Mocht u als Blauwe Kamerabonnee het e-zine niet in uw e-mail ontvangen
dan beschikken wij mogelijk niet over uw juiste e-mailadres.
U kunt uw e-mailadres hier
doorgeven.