Vorige week interviewde ik voor een boek over Europese landschapsarchitectuur de Franse landschapsarchitect Michel Desvigne. Onderwerp van gesprek was zijn langdurige betrokkenheid bij de ruimtelijke ontwikkeling van de stadsregio Euralens, een oude mijnstreek in het noorden van Frankrijk. Sinds 2010 zijn ze daar op zoek naar een hernieuwd perspectief om de teloorgang die met de sluiting van de mijnindustrie was ingezet een halt toe te roepen.
Desvigne, ontwerper van onder meer een stadspark in Detroit en de herinrichting van de oude haven in Marseille, vertelde me dat de oplossing in Euralens voor het oprapen lag. In het kantoor van de burgemeester van de stad Lens, met uitzicht op de omgeving, zag hij de sleutel liggen om de regio uit het slop te trekken. Op een luchtfoto wees hij me op de verlaten mijngebieden, de overwoekerde puinbergen, de vele restruimtes en fabrieksterreinen die de afgelopen decennia waren omgevormd tot park, verwilderd tot natuur of gewoonweg achtergelaten. Of zoals Desvigne het omschreef: ‘Verboden en onbeminde enclaves in een zee van stadscentra, arbeiderswijken en infrastructuur.'
Voor de landschapsarchitect was het meteen duidelijk wat er moest gebeuren. Hij gaf de vergeten ruimtes en groene achterkanten – die in een andere situatie zomaar waren volgebouwd – weer de status van ‘landschap’.
Door ze via een fijnmazig netwerk van cavaliers (oude dijken, spoorrails) met elkaar te verbinden, schiep Desvigne een parksysteem dat niet alleen een legitiem raamwerk biedt voor nieuwe ontwikkelingen (zoals woningbouw), maar de mensen ook weer toegang geeft tot het landschap dat ze onbewust waren vergeten.
Voor mij was het een bevestiging dat landschapsarchitectuur een discipline is van weinig doen en subtiel ingrijpen. Een professie die in bestaande structuren kwaliteiten ziet die voor anderen ongezien blijven. In zekere zin geldt dit ook voor het in dit e-zine gepresenteerde ontwerp voor de Vlietzone tussen Den Haag en Rijswijk. De parels lagen er al – landgoed, oude polder – en het was vooral een kwestie van de juiste verbindingen leggen. Toevallig zinspeelt columnist Tom Struyf op iets vergelijkbaars. In zijn tweede bijdrage ziet hij het niemandsland van ongebruikte snelwegen bij het Brusselse vliegveld Zaventem uitgroeien tot een ecologische verbinding en een aangename verblijfsruimte. Het enige wat je hoeft te doen is, aldus Tom, een sleuf in het asfalt maken en het gras laten groeien.
Mark Hendriks, hoofdredacteur
De Vlietzone bij Den Haag was ooit een fraaie landgoederenzone in een open polderlandschap. Maar door verstedelijking was het tot voor kort niet meer dan een versnipperd en rommelig groengebied tussen de hofstad en Rijswijk. Opvallend genoeg zorgde een grote infrastructurele ingreep voor samenhang. Midden door de Vlietzone wordt namelijk de Rotterdamsebaan aangelegd als tweede route, naast de Utrechtsebaan, van en naar Den Haag.
Ten zuiden van deze nieuwe weg is de Molenwei hersteld, volgens een ontwerp dat tuinarchitect Zocher in de 19de eeuw voor de oude polder maakte. Daarmee wordt het gebied weer een wandelpark, waar schelpenpaden door de graslanden lopen, omzoomd met elzen en knotwilgen en dooraderd met sloten. Een vlonderpad leidt naar een rustplek in het riet. Het park kent veel water en kan bij hevige neerslag zo’n 60.000 kubieke meter aan water bergen.
Aan de noordkant – op het tunneldak van de Rotterdamsebaan – is een heemtuin aangelegd, als overgang tussen landgoed Zeerust en de oude golfbaan. En ten westen van de weg is het parkeerterrein van Familiepark Drievliet ‘weggewerkt’ in het groen.
Project parkherstel en waterberging
Locatie Den Haag
Ontwerper BoschSlabbers landschapsarchitecten
I.s.m. Movares en Benthem Crouwel Architekten
Opdrachtgever Projectorganisatie Rotterdamsebaan
Omvang 26 hectare
Ontwerp 2013-2021
Realisatie 2015-2021
VAN DE BNSP
Op 23 juni is de Algemene Leden Vergadering. Reserveer de datum alvast in je agenda.
Datum: 23 juni
Tijd: 20.00-21.30 uur
Ben jij een jonge professional en wil jij de architectentitel behalen? Volg dan een ruimtelijk traineeship. In twee jaar werk je bij twee tot vier werkgevers. Je kunt kiezen uit drie ontwerpbureaus en een overheidsdienst – en elke zes maanden kun je wisselen. Je bouwt een netwerk op, werkt aan diverse projecten en volgt de geïntegreerde route van de beroepservaring (PEP). Aan het eind van het traject heb jij je geregistreerde titel en mag je jezelf architect noemen. Interesse? Bekijk de vacatures voor het traineeship in Midden-Nederland of in Rotterdam.
VAN DE NVTL
Afgelopen maanden hebben diverse landschapsarchitecten en -ontwerpers onderzoek gedaan naar de relatie tussen windenergie en landschapskwaliteit: hoe kun je de nationale energieopgave goed landschappelijk uitwerken? Hoe krijg je meer grip op de impact van grote windturbines in het Nederlandse landschap? De resultaten van deze Community of Practice (CoP) deelt de NVTL tijdens het webinar Windenergie en landschapskwaliteit. Dan wordt meteen gekeken welke vervolgstappen nodig zijn voor de nationale energieopgave.
Datum: 11 juni
Tijd: 14.30-16.00 uur
Aanmelden doe je vóór 11 juni en kan hier
Na het succes van het eerste webinar over aanbestedingen, komt de NVTL nu met het vervolg. In dit tweede webinar is er eerst een korte terugblik en vervolgens hoor je hoe overheden en ontwikkelaars omgaan met aanbestedingen, leer je de verschillende aanbestedingsvormen kennen en ontdek je hoe je je collegiaal kunt opstellen volgens de “code of honour”.
Datum: 25 juni
Tijd: 14.30-16.30 uur
Aanmelden doe je hier
LANDSCHAPSONTWERPER EN THEATERMAKER TOM STRUYF WOONT EN WERKT IN ANTWERPEN ÉN IN ROTTERDAM. DE NEDERBELG IS GEFASCINEERD DOOR
WAT ONZE TWEE LANDEN BINDT EN VAN ELKAAR ONDERSCHEIDT.
IN DEZE TWEEDE AFLEVERING: (NATUUR)KNOOPPUNT MACHELEN
Het was ergens in de jaren 1990. Ik zat op de achterbank van de auto van mijn ouders toen de Vlaamse overheid een nieuwe bordencampagne lanceerde langs de snelwegen. De borden waren groot, groen en hadden een opvallende opening in de vorm van een verrekijker. ‘Kijk! Hier werken wij aan een ecologische berm’, stond er. Ik herinner me dat ik nieuwsgierig was naar wat er aan werken te zien viel, maar ik was te klein en we maakten te veel snelheid om een blik doorheen de verrekijker te kunnen werpen.
Bijna dertig jaar later staan de borden er nog steeds, en intussen snap ik waarom ik nooit iemand aan het werk zag in de berm. Eigenlijk staat er immers: ‘Kijk! Hier gaan we zelf wat minder hard werken, en laten vanaf nu het gras lekker groeien.’ Voortschrijdend inzicht na decennia van al te fanatiek maaibeheer.
Voor wie goed kijkt, zijn er nog meer uitwassen van al te ijverig mensenwerk te vinden langs de Vlaamse snelwegen. Bijvoorbeeld bij knooppunt Machelen: een complexe verkeerswisselaar tussen Brussel-centrum en de luchthaven van Zaventem, waarvan slechts de helft van de op- en afritten in gebruik is. En dat is niet omdat de bruggen in vervlogen tijden hun diensten hebben bewezen. Integendeel: er heeft sinds de bouw in de jaren 1970 nog nooit een auto overheen gereden.
Bewoners van de omliggende woonwijken gebruiken de spooksnelwegen in hun achtertuin sinds jaar en dag om hun hond uit te laten of een partijtje te badmintonnen – maar er zou zoveel meer kunnen. De grijze stroken niemandsland spreken ongelooflijk tot de verbeelding. Zo zouden de lege rijstroken in een landschap van beton perfecte ecologische verbindingsroutes kunnen vormen, in combinatie met een aangename groene verblijfsruimte. Hoe te beginnen? Hier en daar een sleuf in het asfalt en het gras lekker laten groeien. O ja, en eventueel een bord met een opening in de vorm van een verrekijker: ‘Kijk! Dit was ooit een overbodige snelweg.’
H+N+S-blaadje
Dat de oprichting van het landschaps-architectenbureau H+N+S rond dezelfde periode plaatsvond als de geboorte van Blauwe Kamer, is natuurlijk toeval. Dat Blauwe Kamer in het eerste decennium van zijn bestaan weleens misprijzend ‘H+N+S-blaadje’ werd genoemd, is dat niet. H+N+S kreeg zijn vliegende lancering met het baanbrekende Plan Ooievaar, en ook met zijn zogeheten lagenbenadering wist het bureau zich bij de avant-garde van de landschaps-architectuur te voegen. Het pionieren viel bij de jonge Blauwe Kamer-redactie zeer in de smaak, en zo kwamen ze inderdaad regelmatig in de kolommen terecht. Inmiddels is H+N+S een volwassen bureau waar de oprichters plaatsmaken voor een nieuwe generatie landschapsarchitecten. En waar het ‘maken’ meer op de voorgrond staat dan het pionieren. Het bureau bestaat dertig jaar en ter gelegenheid daarvan is het boek Denken + doen + laten (Blauwdruk, € 29,50) verschenen. Ik schrijf ‘boek’, maar de redactie noemt het 216 pagina dikke document een ‘magazine’. In vorm, rubrieken, auteurs en toon heeft het inderdaad veel weg van een magazine, maar met die term doen de makers zich echt tekort. Neem alleen de uitklappers, de vier pagina’s brede panoramafoto’s van fotograaf Hans van der Meer; die zou je zo willen inlijsten en aan de muur hangen. Of de rondetafelgesprekken die journalist Tijs van den Boomen optekende; die zijn in vorm wel journalistiek, maar inhoudelijk geven ze de diepere laag van de vormgeving van Nederland in de laatste decennia weer. Zo overstijgt de inhoud de tijdelijkheid van een magazine. Net als de gedegen portretten van Marieke Berkers overigens. De makers van de meeste foto’s en schrijvers van vele teksten blijven voor de lezer verborgen. Wel zijn de talloze projecten in het boek vlot door te bladeren en samen geven ze een beeld van een bureau dat in dertig jaar tijd overal in Nederland zijn vingerafdrukken op stad en landschap heeft achtergelaten. Om in Blauwe Kamer-terminologie te blijven, als dit dan een magazine is, dan toch zeker een bewaarnummer.
Leesvoer voor de informateur
Dit boek is niet af. Nog midden in de coronacrisis, een stroeve kabinetsformatie en grote uitdagingen op ruimtelijk gebied – neem alleen de woningbouwopgave – blijf je na lezing van Han Lörzings Een land waarover is nagedacht (De Geus, € 22,50/€ 13,99 voor e-book) razend benieuwd naar hoe dit alles afloopt en welke nieuwe wending in het ruimtelijk inrichten van Nederland aanstaande is.
Lörzing neemt de lezer in zijn vaardig geschreven boek mee langs een eeuw ruimtelijke ordening. Van de vormgeving van de Randstad als ring van steden tot de Vinex uit de jaren 1990 als opmaat tot de nieuwe eeuw van decentralisatie en ‘de markt’ als bouwmeester. En nu moeten er één miljoen woningen bij. Waar? Hoe? Voor wie? ‘De landelijke coördinatie en sturing op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting zijn geruime tijd verwaarloosd’, schrijft Lörzing. ‘In de huidige politiek zijn de geesten rijp voor een nieuw ministerie op dit gebied, als opvolger van zijn in 2010 gesneuvelde opvolger.’ Geen kopie van het oude VROM, want de tijden zijn veranderd. Lörzing pleit voor een ministerie van BWR: Bouwen, Wonen en Ruimte. Wordt vervolgd – het wachten is op de politiek.
De droogte te lijf
Je zou het niet zeggen als je dezer dagen naar buiten moet, maar Nederland kampte de afgelopen zomers met een ongekende droogte. Je lijkt hier met recht te kunnen spreken van een transitie: Nederland Droogteland heet dan ook het boek van wetenschapsjournalist René Didde (Uitgeverij Lias, € 19,99).
Met zijn vlotte, journalistieke pen en jarenlange ervaring als schrijver over milieu, klimaat, landbouw en droogte, fileert Didde het probleem van vele kanten en inventariseert hij de uiteenlopende problemen die droogte veroorzaakt in Nederland – denk aan verzilting, bodemdaling, problemen voor de binnenvaart en drink- en grondwaterschaarste. Voor de meer ingevoerde lezer gaat Didde soms misschien wat ver door de knieën, voordeel is wel dat de auteur tal van deskundigen spreekt, uiteenlopende plekken bezoekt en beeldend beschrijft hoe de droogte daar de afgelopen jaren heeft huisgehouden. En Didde zoekt naar oplossingen. Zoals bij de waterschappen: ‘De verdeling van water vereist opnieuw regie en de afweging van belangen, technisch vernuft en werklust.’ Didde is daarbij niet radicaal, wel optimistisch: ‘Door samen te werken, te polderen, en er ook andere kwesties bij te betrekken, zoals de energietransitie, de stikstofkwestie, natuur, recreatie en de behoefte om buiten te zijn, dan kan Nederland van droogteland weer een gezond waterland worden. Onze geschiedenis laat zien dat we kunnen omgaan met water. Dan hoeft droogte ook geen probleem te zijn.’
Panorama van veranderend Nederland
Het is wat veel, het boek Transities in het landschap (Uitgeverij Gopher, € 39,50) van ontwerper, voormalig LNV-ambtenaar en landschapsschrijver Maarten Ridderbos. Een strenge redacteur had aan de omvang, de uitgebreidheid en aan de taal van het boek nog wel wat eer kunnen behalen. Heeft een boek van in totaal 400 bladzijden over veranderend Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog, eigenlijk wel een samenvatting nodig van 25 bladzijden?
Wie door dit alles heen leest, krijgt een thematisch ingedeeld schier eindeloos panorama van projecten die Nederlandse landschappen in stad en platteland van aangezicht veranderden. Dat loopt uiteen van de herbestemming van gebouwen en oude havengebieden in de grote steden via projecten in landelijke gebieden – waarbij Ridderbos ook de flora en fauna niet vergeet – tot de ‘contactzone stad-land’, met onder meer een actueel hoofdstukje over ‘verdozing’ van het landschap met een uitgebreide analyse van bedrijventerrein Vossenberg in Tilburg waar Ridderbos, net als de omwonenden, vindt dat de verdozing ‘groteske vormen’ heeft aangenomen en hoopt dat de verdere verdozing van het gebied wordt tegengehouden.
Nog geen abonnee, maar wel benieuwd naar de volgende editie?
Kijk hier voor onze abonnementen en aanbiedingen.
Mocht u als Blauwe Kamerabonnee het e-zine niet in uw e-mail ontvangen
dan beschikken wij mogelijk niet over uw juiste e-mailadres.
U kunt uw e-mailadres hier
doorgeven.