Met mijn moeder bezocht ik de tentoonstelling Veranderland in Het Noordbrabants Museum in Den Bosch. Met verbeeldingen van het Brabantse landschap – schilderijen, tekeningen, foto’s, video’s – laten de samenstellers zien hoe belangrijk het is om te weten waar we vandaan komen. Zeker nu het landschap door talloze ruimteclaims onder grote druk staat.
De collectie, met vroeg werk van Mondriaan en Van Gogh, schetst een wat mij betreft te arcadisch beeld van Noord-Brabant – veel heide, veel hoeves, veel bos. Toch had het bezoek wel het gewenste effect. Bij een fraai 19e-eeuws werk van Mattheus Derk Knip van een zandverstuiving bij Tilburg, zocht mijn in de textielstad woonachtige moeder naar enige vorm van herkenning. ‘Wat mooi zeg, maar waar is dit? Bestaat dit nog?’
Dat ankers naar het verleden belangrijk zijn, ervoer ik de afgelopen zomer ook zelf. Ik verhuisde van mijn eeuwenoude huurwoning in de Utrechtse binnenstad – een vat vol verhalen – naar een huis in een binnentuin aan de Vecht. Onbewust ging ik op zoek naar verhalen, van de krakers die mijn huis eind jaren 80 hadden gebouwd uit de overblijfselen van een metaalgieterij die er in 1862 was gesticht. Door een zakenman uit Duitsland overigens, Rencker genaamd.
In diezelfde periode verhuisde uitgeverij Blauwdruk, en daarmee ons redactieadres, van het monumentale Schip van Blaauw in Wageningen naar een oude paardenstal op een voormalig kazerneterrein aan de oostkant van Ede. Afscheid nemen van een karaktervol gebouw als het Schip gaat makkelijker, zo heb ik gemerkt, als ook de nieuwe plek tot de verbeelding spreekt. De kenmerkende baksteenarchitectuur, het subtiele reliëf, het bos in de verte – het helpt om je opnieuw thuis te voelen.
Dat is nog maar de vraag bij de nieuwe hoofdstad Nusantara die de Indonesische regering op het eiland Borneo uit de grond stampt, en waarover we in dit e-zine een korte NOS-reportage hebben. De stad in aanbouw in een gebied van rijk beboste heuvels doet vooral aan als losse verzameling van pompeuze gebouwen, met als blikvanger het megalomane presidentieel paleis. Het valt te betwijfelen of de 20 duizend nieuwe bewoners die hier eind dit jaar hun intrek moeten nemen zich thuis gaan voelen. De klinische omgeving ontbeert een ontstaansgeschiedenis, historische verhalen – kortom, ankerpunten naar het verleden. Wrange bijkomstigheid: de dorpelingen die zich in dit oerwoud wel thuis voelen, moeten vanwege de bouw van de nieuwe stad hun geliefde plek verlaten.
Mark Hendriks, hoofdredacteur
Het is een terugkerende vraag bij het ontwerp van winkelgebieden en wijkcentra: hoe maak je ze gezellig? In het Nijmeegse stadsdeel Waalsprong – de bekende gebiedsontwikkeling die steeds meer vorm krijgt – kozen de ontwerpers van De Zwarte Hond en De Urbanisten voor een mix aan functies en een fiets- en voetgangersvriendelijke inrichting van de straten en pleinen. Om met dit laatste te beginnen: het centrumgebied bestaat uit intieme pleintjes die door autovrije straten met elkaar verbonden zijn. Rondom de fontein op het hoofdplein zijn winkels, restaurants en cafés. Het is bedoeld voor alledaags gebruik, maar biedt ook ruimte voor markten en evenementen. Aan de oostzijde verbindt een oude landschapsstructuur het plein met station Lent, aan de zuidzijde loopt een wadi naar het uiterwaardenlandschap van de Waal. Autoverkeer wordt aan de noordkant direct naar een inpandige parkeergarage geleid. De woongebouwen – met in de plint winkels, horeca en voorzieningen – sluiten aan bij de typische Nijmeegse baksteenarchitectuur. Er is een beeldkwaliteitsplan gemaakt met duidelijke afspraken over de kleur (rode baksteen), maat en schaal, het ontwerp van geveldetails en het aanbrengen van stedenbouwkundige accenten.
Project centrumgebied in nieuwbouwwijk
Locatie Nijmegen
Ontwerper De Zwarte Hond (stedenbouwkundig plan), De Urbanisten (landschapsontwerp)
I.s.m Goudappel Coffeng, SUM Architecten
BRINK architectuur en stedenbouw, korthtielens architecten, Level of Detail Architecten, Monadnock
Opdrachtgevers AM, VanWonen
Omvang 6,7 ha
Programma 540 woningen, 11.500 m2 commerciële ruimtes
Periode van ontwerp 2017-2024
Realisatie vanaf 2022
Foto’s Eva Bloem
VAN DE NVTL
Komende winter organiseert de NVTL twee cursussen heggenvlechten. Met dit eeuwenoude ambacht worden (meidoorn)heggen gevlochten om een ondoordringbare, groene barrière te creëren. De heggen bieden een veilige habitat voor vogels en kleine zoogdieren om te nestelen, verbergen en voedsel te zoeken. Gevlochten heggen zijn ook esthetisch aantrekkelijk en functioneel op erven en in het landschap.
Meer informatie en aanmelden (alleen voor leden) kan vanaf maandag
9 september via de website.
VAN BLAUWE KAMER
Alvast voor in de agenda: op 14 november reiken we bij de Breda University of Applied Sciences de jaarlijkse afstudeerprijzen uit. Dit jaar maken 35 afstudeerders van 11 ontwerpleidingen kans op de KuiperCompagnons afstudeerprijs voor het beste master- en bachelorproject.
Stadse oase
Twee jaar lang fotografeerde Daniel Nicolas – voor de trouwe Blauwe Kamerlezer geen onbekende – het Amsterdamse Havenstraatterrein (de Havenstraat en de Karperweg). Hier lag, wat je met recht mag noemen, een rafelrand van de stad. Ingeklemd tussen een oude tramremise en de Stadionsgracht in Amsterdam-Zuid was deze zelfkant van de stad... kansloos. Immers, Amsterdam wil verder groeien en daarvoor komt elk stukje stad dat nog niet op euro-efficiënte wijze is ontwikkeld in aanmerking. Op het terrein met metalen loodsen waren sinds de jaren 70 allerlei mensen neergestreken en hadden zich uiteenlopende bedrijfjes gevestigd; een klavecimbelbouwer, een tweedehandspullenwinkel, een bierbrouwer, een fietsenmaker en een oudijzerboer. Voor de tv-serie Mocro Maffia werden er opnames gemaakt. In maart werd het gebied ontruimd. Amsterdam is weer een niet-ontworpen plek met een niet-geplande gemeenschap kwijt. Rest het liefdevolle portret dat Nicolas maakte van het stukje vrijplaats op peperdure hoofdstadgrond en zijn bewoners en gebruikers. Hij bundelde ze in het boek onder de titel Island (€ 65,–). Met foto’s van mensen, hun werkplaatsen en de omgeving, altijd met een tijdloos gebrek aan haast. Was dit ook Amsterdam? Een terecht eerbetoon.
Schiphol wegdenken
Meer foto’s en vooral meer tekst in het boek Leven onder het luchtruim (€ 49,95) van journalist Thijs van den Boomen en fotograaf Theo Baart. Journalistieke planologie noemen ze hun werkwijze, wat tot uiting komt in hun gebruik van essays, reportages, fietsroutes, kaarten, schema’s en foto’s. Hun onderwerp is het land van Schiphol, een land dat een heel eigen taal blijkt te hebben. Zo fotografeerde Baart alle ‘handhavingspunten’: ‘Punten in het landschap waarvoor de grenswaarde voor de hoeveelheid geluid is vastgelegd in het Luchthavenverkeersbesluit.’ De woordenlijst achterin – Schipholspeak – komt dan ook goed van pas. De invloed van Schiphol op de leefomgeving maken de auteurs duidelijk in hun verslag van de aanvliegroutes van alle zes banen – ruim duizend vierkante kilometer zucht onder vliegtuiglawaai. En met ruimtelijke consequenties, zoals een beperking van de bouwhoogte op de Zuidas en gedoe over de bouw van studentenwoningen in Amstelveen. Baart en Van den Boomen zien krimp van Schiphol als onvermijdelijk. Ze willen onderzoeken wat er gebeurt als een complete baan – bij voorkeur de Aalsmeerbaan – wordt opgeheven. De geluidscontouren leiden daar nu tot een enorme ruimtelijke verspilling van wat anders zo’n beetje de duurste grond van
Nederland zou zijn en dat is uitgegroeid tot een bedrijventerrein. Deze manier van denken zou kunnen leiden tot wat de auteurs noemen, een zwarte zwaan: een gebeurtenis die een heel systeem op zijn kop zet. Immers, de hele
noordelijke Randstad ligt aan de planologische ketenen van Schiphol. Daaraan knagen, door de politiek of gewoon omdat ‘we’ eindelijk minder gaan vliegen, levert bijna onvoorstelbare kansen op. Tijd om daar eens goed over na te gaan denken. Wie weet is dat scenario dichterbij dan we vermoeden.
Beter luisteren
Het menselijk gehoor is beperkt. We zijn niet in staat de frequenties waar te nemen waarop olifanten en walvissen communiceren. En aan de andere kant van het spectrum horen wij slechts stilte, terwijl muizen, motten en vleermuizen daar juist informatie delen of zich oriënteren. Daar raakt steeds meer over bekend, valt te lezen in Geluiden van het leven – Luisteren naar de gesprekken van dieren, planten, koralen en schimmels (€ 29,90) een uiterst leesbare en leerzame populair wetenschappelijke uiteenzetting over ‘bioakoestiek’ – geluiden van het leven dus. Het gaat de auteur, de Canadese wetenschapper Karen Bakker (1971-2023) om het in kaart brengen van de stand van onderzoek naar geluiden die levende organismen maken – zingende walvissen, maar ook tjirpende krekels en zelfs planten – en die vaak aan het menselijk oor ontsnappen. Het onderzoek rust op observaties van schrijvers en vissers, bijvoorbeeld tijdens de walvisjacht honderd jaar geleden, en op militaire belangstelling tijdens de Koude Oorlog om schijnbaar fluisterstille onderzeeboten op te sporen. Tegenwoordig komt het onderzoek in een versnelling door het gebruik van kunstmatige intelligentie, waarmee communicatie tussen soortgenoten in kaart
wordt gebracht. En er wordt geëxperimenteerd met communicatie van mensen met andere soorten – dieren en planten, zeg maar praten met bomen. Onderzoekers moeten vaak weerstand overwinnen als zij bijvoorbeeld de geluiden van schildpadden in kaart willen brengen, omdat niemand ze ooit geluid heeft horen maken. Bakker zelf was misschien ook wel bang uitgelachen te worden, getuige de omvang van haar noten- en literatuurapparaat in het boek. Toch wint het vakgebied aan invloed. Wat te denken van het gebruik van laagfrequente signalen (die wij dus niet kunnen waarnemen) om schildpadden af te schrikken om bijvangst in visnetten te voorkomen. Of het afspelen van opnames van gezonde koralen om vissen en schelpdieren aan te zetten tot het herbevolken van vervallen riffen. Dichter bij huis lijken experimenten aan te tonen dat sommige gewassen resistenter worden tegen ongedierte door blootstelling aan ultrageluid.
Van Kattenburg tot Pontsteiger
Jaarlijks komen er meer dan twintig miljoen toeristen naar Amsterdam en het aantal inwoners van de stad overschrijdt de komende jaren het miljoen. Nieuwe woningen zijn niet aan te slepen, huurprijzen gaan door het dak en koopwoningen zijn langzamerhand alleen nog te betalen voor de happy few. De stadsontwikkeling wordt gedreven door de miljardenbelangen van private investeerders. Hoe anders was dat begin jaren 80. Amsterdam was verloederd, junks maakten de Zeedijk onveilig, in de Utrechtsestraat tippelden prostituees en krakers veranderden de feestvierende stad op 30 april bij de kroning van Beatrix in een oorlogsgebied. De stad liep leeg: van de ruim 800 duizend inwoners in 1959 had Amsterdam er in 1985 nog 675 duizend over. Het oude Amsterdam, waarvan de economie deels draaide op de haven en op zware industrie, leek mee ten onder te gaan in de economische crisis. Dieptepunt: in 1985 gingen de ADM en NDSM, twee grote scheepswerven in Noord, samen failliet. Hoe de stad zich daarna herstelde – en momenteel zelfs zucht onder zijn eigen succes – vertelt Marcel van Engelen in De stad – Het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag (€ 27,50). Van Engelen is journalist en hij schrijft dan ook geen planologische of stadssociologische analyse, maar maakte journalistieke portretten van buurten en laat bewoners en andere bij de stadsontwikkeling betrokkenen aan het woord. Van Kattenburg in de jaren 50 – dat toen tegen de grond zou gaan – tot woongebouw Our Domain bij station Holendrecht in Zuidoost, anno nu. Die portretten zetten aan tot denken. Over bijvoorbeeld hoe verandering een rode draad is in de stadsontwikkeling. En dat nu alweer jonge gezinnen de stad uittrekken omdat ze er geen passende – en betaalbare – woning kunnen vinden.
Project onderzoekscentrum voor voedselproductie
Locatie Beijing, China
Ontwerper Van Bergen Kolpa Architecten
I.s.m. Ammerlaan constructies, Hebucon
Opdrachtgever AgriGarden
Oppervlakte 3500 m2
Periode van ontwerp 2019-2020
Realisatie 2021-2023
Foto’s Weiqi Jin
In Blauwe Kamer niet snel aandacht voor gebouwen, maar voor dit project maken we een uitzondering. Het betreft een markante kas waar gezocht wordt naar manieren om in steden op duurzame wijze voedsel te produceren. De resultaten zullen van invloed zijn op de wijze waarop we in de toekomst onze landschappen en landelijke gebieden inrichten en gebruiken. Het glazen gebouw van drie verdiepingen staat op de campus van een onderzoeksinstituut voor groente- en fruitteelt in de Chinese hoofdstad Beijing. De architecten van Van Bergen Kolpa bedachten een stalen constructie met glazen erkers. Rond een ruime entreehal staan verticale teelttechnieken, variërend van fruitbomen in de volle grond tot geautomatiseerde slateelt en tomaat- en komkommerteelt onder daglicht. Voor irrigatie wordt regenwater gebruikt. Koeling gebeurt door natuurlijke ventilatie en verdamping, verwarming door zonne- en restwarmte. Overdag zijn de agrarische activiteiten in deze verticale boerderij goed zichtbaar, ’s avonds maakt het paarse led-licht het gebouw tot een lichtbaken in de stad.
BNSP-voorzitter Eric van de Kooij organiseerde een debatreeks over de stand van de stedenbouw.
Waarom een debatreeks?
‘‘Er gebeurt zoveel in de stedenbouw, maar het is nauwelijks zichtbaar. Het jaarboek is beperkt, tenders zijn afgesloten trajecten, gemeenten zijn met zichzelf bezig, websites van bureau zijn naar binnen gericht. Tegelijkertijd vindt het gesprek over wat een stedenbouwkundig plan goed maakt, nauwelijks plaats. En dat is raar in het licht van de opgaven waar we als vakgemeenschap voor staan.’
Hoe komt dit?
‘Er zijn weinig momenten waarop we als vakgenoten samenkomen. Als BNSP hebben we hierin dingen laten liggen, maar ook de omvorming van het Nederlands Architectuurinstituut tot Het Nieuwe Instituut heeft een rol gespeeld. Ik ben blij met de komst van het nieuwe Platform Ontwerp NL . En met de Dag van de Ontwerpkracht hebben we zo’n terugkerend moment te pakken.’
De drie avonden dit voorjaar waren ook zulke momenten. Wat heb je gehoord?
‘Plannen voor binnenstedelijke verdichtingen krijgen nog weleens het verwijt dat ze op elkaar lijken. Maar dat betreft eigenlijk alleen de plattegronden. De verhalen achter die plannen zijn we degelijk verschillend – in de omgang met het bestaande, qua programmering en ontwikkelstrategie. Het is niet gek dat ze qua ruimtelijke structuren verwant zijn, maar je moet als stedenbouwkundige wel in staat zijn om het onderscheidende en achterliggende verhaal over het voetlicht te brengen. Op de tweede avond ging het over uitbreidingswijken. In die plannen dienen bodem en water sturend te zijn. Hoe vertaal je dat naar een stedenbouwkundig plan? Over die vraag moeten we in gesprek blijven.’
De laatste avond ging over het stedenbouwonderwijs.
‘Klopt. Daar is geconcludeerd dat met name de universiteiten op de theorie gericht zijn. Terwijl het klassieke stadsontwerp – verkavelingen, profielen – ondergesneeuwd raakt. Aanwezigen deden de oproep om die aspecten van het vak, het ruimtelijk maken van opgaven en ambities, weer een plek te geven.’
Nog geen abonnee, maar wel benieuwd naar de volgende editie?
Kijk hier voor onze abonnementen en aanbiedingen.
Mocht u als Blauwe Kamerabonnee het e-zine niet in uw e-mail ontvangen
dan beschikken wij mogelijk niet over uw juiste e-mailadres.
U kunt uw e-mailadres hier
doorgeven.