Gisteren las ik een interview met Paul Scheffer over het rapport van de Staatscommissie Demografische ontwikkeling. Als lid van de commissie bracht hij de kernboodschap van het rapport over het voetlicht. Die luidt niet, zoals politici en krantenkoppen ons doen geloven, dat migratie moet worden afgeremd. De commissie pleit juist voor een beheerste groei van de bevolking van 19 tot 20 miljoen mensen in 2050. En dat vergt wat van ons allen, legde Scheffer uit. ‘Het lijkt alsof migratie ons overkomt, maar als het een bewuste keuze is, zal migratie meer aanvaard worden.’ Dat betekent wel dat heldere besluiten nodig zijn over welke economie en samenleving we op lange termijn willen zijn. Welke landbouw hoort daarbij, hoe wonen we straks? Scheffer sprak de hoop uit dat deskundigen rondom een kaart gaan zitten om na te denken over de inrichting van het land. ‘Als we de koers van gematigde groei omarmen, krijg je een beter beeld van hoe we tot 2050 met woningbouw, energie en mobiliteit moeten omgaan.’
Het is een wens die we met Blauwe Kamer vaker hebben uitgesproken. Dat dit werken aan een ruimtelijke toekomstvisie moeilijk van de grond komt, hangt samen met de teloorgang van het ooit bewierookte architectuurbeleid. In haar promotieonderzoek waarover we Kirsten Schipper in dit e-zine spreken, stelt ze vast dat architectuur van een culturele daad verworden is tot een economische activiteit die de Nederlandse samenleving vooral geld op moet leveren. Terwijl, benadrukt Schipper, het culturele karakter van architectuur en ontwerp bepalend is voor hoe we de samenleving vormgeven.
Dat begrijpt landschapsarchitect Robbert de Koning die ons in dit nummer een kijkje biedt op zijn werkplek in een oud dijkmagazijn langs de Nederrijn. Elke ochtend gaat hij even ‘waterstaren’ naar de rivier. ‘Deze locatie’, mailde hij me, ‘geeft me inspiratie die ik in mijn ontwerpen een plek geef.’
Mark Hendriks, hoofdredacteur
Het is inmiddels een bekend probleem. Talloze stroomgebieden hebben moeite om de extreme gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Zo ook de
landgoederenzone langs de Baakse Beek. Tijdens droge en hete zomers ontstaan watertekorten, met gevolgen voor natuur, landbouw en drinkwatervoorziening. Tegelijkertijd zorgen piekbuien
kortstondig voor grote overlast. In de steeds warmere en nattere winters is het watersysteem amper in staat om overtollig water op te vangen, op te slaan en (geleidelijk) af te voeren. Hoog tijd
dus om dit Achterhoekse bekenstelsel ‘klimaatrobuust’ te maken. Daarvoor schakelde Waterschap Rijn en IJssel de landschapsarchitecten en hydrologen van Arcadis in. In hun plan worden de originele
stroomdalen – die gelegen tussen oude zandkoppen dit landschap typeren – in ere hersteld. Het water zoekt straks deze natuurlijke laagtes op en stroomt niet langer via de gekanaliseerde Baakse
Beek in rap tempo uit het gebied weg. De beek zelf wordt ondieper en functioneert bij piekbuien als hoogwatergeul.
Door het water langer vast te houden ontstaan mogelijkheden voor natuurherstel, de ontwikkeling van kwelnatuur en de invoering van natuurinclusieve landbouwvormen. De historische kernen van de
landgoederen blijven als ‘cultuureilanden’ overeind, door de aanplant van landschapselementen en omdat door dit plan er weer voldoende water is om de grachten en vijvers te vullen.
Project systeemherstel Baakse Beek
Locatie omgeving Vorden
Ontwerper Arcadis
I.s.m provincie Gelderland
Opdrachtgevers waterschap Rijn en IJssel
Uitvoering Timmerhuis
Ontwerp 2019-2022
Realisatie 2022-2023
VAN DE NVTL
Met een overvloed aan water of juist een groot tekort, is er in de Henriëttewaard in Den Bosch altijd wel iets aan de hand. Doe daarom mee aan de Design Challenge Ondersteboven van Water in de Henriëttewaard. In deze challenge wordt gezocht naar ontwerpen die bijdragen aan doelen als: veiligheid, het terugdringen van de CO₂-uitstoot, het verbeteren van de (bodem)waterkwaliteit, en het vergroten van de beleefbaarheid.
VAN BLAUWE KAMER
Yttje Feddes is de nieuwe voorzitter van onze jaarboekcommissie. De komende drie edities selecteert zij – steeds met hulp van vier bekwame vakgenoten – de projecten.
En voor het juninummer treedt Henk Ovink op als gasthoofdredacteur. Hij stelt een themadossier samen over het wereldwijde vraagstuk van waterbeschikbaarheid, en welke rol ontwerpers hierin spelen.
Een oud dijkmagazijn vlakbij Arnhem doet dienst als kantoor van landschapsarchitect Robbert de Koning. In het magazijn werden vroeger zandzakken, kruiwagens en schoppen opgeslagen,
voor het geval de dijk met spoed gerepareerd moest worden. Het magazijn staat in een bocht van de Nederrijn, bovenop de dijk, waardoor het uitzicht over de rivier magnifiek is.
‘Het gebouw is uit 1855, en is één van de eerste betonnen gebouwen in Arnhem. Er zijn twee verdiepingen; een woonruimte en een ‘rauwe’ opslagruimte waar drie werkplekken zijn gemaakt.
De vloer beneden is van klinkers wat in de winter voor koude voeten zorgt – de bureaus verhuizen dan naar boven. Maar ’s zomers is het heerlijk koel.
‘Ik werk vooral aan dijkversterkingen, rivierverruimingen en waterbergingen en het dijkmagazijn is mijn visitekaartje. Bovendien is de omgeving erg inspirerend. De rivier is elke dag
anders, en er gebeurt ook van alles; schepen, treinen, auto’s, vissers, fietsers en wandelaars. Soms is het een drukke bedoening, soms is het doodstil en aardedonker. Dat koester
ik.’
Project herinrichting openbare ruimte stationsgebied
Locatie Antwerpen, België
Ontwerpers BUUR | bureau voor urbanisme, HOSPER landschapsarchitectuur
i.s.m. ARA Ruimtelijk Advies
Opdrachtgever Stad Antwerpen
Uitvoering Stadsbader
Omvang 1,5 ha
Periode van ontwerp 2012-2023
Periode van realisatie 2014-2023
Fotografie Pieter Kers, HOSPER
De openbare ruimte aan de zuidoostzijde van het Antwerpse treinstation onderging de afgelopen tien jaar een metamorfose. De straten en pleinen van deze vergeten stadsbuurt – door de Antwerpenaren Kievitwijk gedoopt – kreeg een uitgesproken inrichting. Volgens de ontwerpers van de bureaus Buur en Hosper was dit nodig om recht te doen aan de uiteenlopende gebruikers van het gebied. De Kievitwijk is immers een doorgangsgebied voor reizigers en toeristen, een werkomgeving voor de mensen in de kantoorblokken en een verblijfs- en ontmoetingsplek voor omwonenden. Om deze groepen van dienst te zijn, zijn parallel aan het spoor verhoogde ‘groenkussens’ aangelegd. Ze delen de langwerpige ruimte op in behapbare delen en zorgen voor heldere looproutes en aangename zit- en speelplekken. De dieprode kleur op de wanden versterkt de eigen identiteit. Bij de spoorwegbrug over de Plantin en Moretuslei is een zogenoemd stadsbalkon aangelegd, met een tribune en een sportveld. Tussen het stadsbalkon en de sporen ligt een ‘verticale’ speeltuin.
Eind vorig jaar promoveerde Kirsten Schipper aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar historische onderzoek naar het Nederlandse architectuurbeleid.
U concludeert dat in zijn hoogtijdagen het architectuurbeleid absoluut van meerwaarde is geweest. Waar bleek dat uit?
‘Tussen pakweg eind jaren 80 en 2010 is een stevige infrastructuur gebouwd met bijvoorbeeld met het Stimuleringsfonds, het Nederlands Architectuurinstituut en de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam. Dit stelde architecten in staat om onderzoek te doen, nieuwe dingen uit te proberen, en het vak te verdiepen. Er was in die jaren sprake van een vrije denkruimte waarbinnen de architectuur naar een hoger plan is getild. Daarbij was expliciet aandacht voor de rol van opdrachtgevers. Vooral gemeenten kregen met name van Architectuur Lokaal ondersteuning om tot een solide bouwcultuur te komen.’
Een succesfactor was, zo schrijft u, dat architectuur toen als culturele daad werd gezien. ‘Sterker nog, in het architectuurbeleid is die culturele dimensie verenigd met de praktische poot, zeg maar de kant van de ruimtelijke ordening. Daarmee kreeg het culturele karakter van architectuur voet aan de grond bij opdrachtgevers. Dat was belangrijk, want architectuur zegt iets over hoe we onze gebouwde omgeving beleven, wat het representeert, hoe we de samenleving vormgeven.’
We weten hoe het vanaf 2010 is gegaan. De ruimtelijke ordening werd op rijksniveau afgeschaft en ook aan het architectuurbeleid kwam een einde. Waar leidde dit toe?
‘Dat die infrastructuur, die vrije ruimte verdween en dat architectuur sindsdien met een economische bril wordt bekeken. Architectuur moet aantonen dat het de Nederlandse samenleving geld in het laadje brengt. Daardoor kwam het terecht in een vergaarbak van wat we de creatieve industrie zijn gaan noemen.’
Nu zijn ruimtelijke ordening en ontwerp bezig aan een comeback. Maar van beleid kun je niet spreken.
‘Nee, het is allemaal erg versnipperd. Er is een hausse aan initiatieven en programma’s, maar wat gebeurt er met de resultaten? Wie coördineert al die ontwerpexercities en -studies? Zijn er opdrachtgevers die met de bevindingen aan de slag gaan?’
In het huidige politieke speelveld zal dit niet snel veranderen.
‘Ik ben er bang voor. Ik was laatst bij een commissievergadering en dan schrik je hoe weinig kennis Kamerleden hebben van architectuur en ruimtelijke ordening. Het onderwerp was architectuurbeleid, maar ze hadden het vooral over hoeveel huizen ze waar kwijt kunnen.’
Nog geen abonnee, maar wel benieuwd naar de volgende editie?
Kijk hier voor onze abonnementen en aanbiedingen.
Mocht u als Blauwe Kamerabonnee het e-zine niet in uw e-mail ontvangen
dan beschikken wij mogelijk niet over uw juiste e-mailadres.
U kunt uw e-mailadres hier
doorgeven.