Project in beeld
Ondertussen in … Istanboel
Binnenkijken bij …
In dit e-zine aandacht voor het ontwerp van Koen van Velsen voor enkele nieuwe bushaltes in de stad Groningen. De verschijningsvorm is op zijn minst opvallend te noemen: hippe vormen, onverwachte kleuren, strakke enscenering. Niet dat bushaltes geen goede architectuur verdienen, maar een project als dit kom je eigenlijk alleen maar in een grote stad tegen. Want op het Groningse platteland geldt een andere werkelijkheid. Daar gaat het niet over het ontwerp van de bushalte, maar of de bushalte er straks nog wel is. De beperkte bereikbaarheid was een van de vraagstukken waarmee ik geconfronteerd werd toen ik voor ons papieren juninummer de dorpen Woltersum en Ten Post bezocht.
Ik was daar voor een verhaal over de versterkingsopgave, zeg maar het renoveren of vervangen van woningen die door aardbevingsschade onbewoonbaar zijn geworden. Met lokale experts sprak ik over hoe dit het beste dient te gebeuren – met respect voor cultuurhistorie, landschap en dorpsidentiteit – en hoe dergelijke vernieuwingsplannen door de Groningers worden ontvangen.
Dat laatste kwam ook in onze redactievergadering uitvoerig aan bod. Want hoe goed bedoeld de vele ontwerpen, plannen en visies ook zijn, de inwoners van het aardbevingsgebied kijken terecht met wantrouwen naar alles wat er voor hen bedacht wordt. Zulke plannen zijn vooral van waarde als ze recht doen aan hetgeen de Groningers het meest aan het hart gaat: een veilig en aangenaam thuis. Of zoals de vrouw zei in de doordringende documentaire over het getroffen dorp Overschild: ‘Dat als je je kinderen ‘s avonds in bed legt, je niet bang hoeft te zijn of ze de volgende dag nog wakker worden.’
Mark Hendriks, hoofdredacteur
Aan de Bloem- en Oostersingel in Groningen staan zes nieuwe bushaltes. Ze vormen samen het nieuwe busknooppunt UMCG Noord. De haltes liggen vrij ver uit elkaar maar door de bijzondere vormgeving en een opvallende oudroze tint, vormen ze toch een eenheid. Het Amsterdamse bureau Koen van Velsen ontwierp ook de omliggende openbare ruimtes. Vuilnisbakken, buizen en roosters zijn roze, net als de haltes. De rijbaan, stoepen en fietspaden werden uitgevoerd in dezelfde kleurstelling – variërend van rood-bruin tot roze. Een rij van meerstammige metasequoia’s ‘rijgt’ alle onderdelen aaneen. Afscheidingen zijn verwijderd, waardoor de heringerichte singels vervlochten zijn met de voorheen afgesloten campussen van de universiteit en het ziekenhuis.
Project openbare ruimte busknooppunt
Locatie Groningen
Ontwerper Koen van Velsen architecten
Opdrachtgever gemeente Groningen
Uitvoering Oosterhof Holman
Oppervlakte 6720 m2
Periode van ontwerp 2015-2018
Periode van realisatie 2019-2022
Foto's René de Wit
Zuid57 is hét cultureel kloppend hart van het Haagse stadsdeel Escamp en thuishaven van Oase stedenbouw en landschap,
het bureau van Stephen Tas en Eline Keus. De voormalige school is een (niet officieel) wederopbouwmonument van de Haagse architect Sjoerd Schamhart. Het is een goed gelukte
herbestemming waar oud en nieuw elkaar vinden in een mix van functies. Zuid57 is een plek vóór en dóór de buurt.
Je vindt er verschillende (lokale) culturele functies zoals theater Dakota, het Haags Filmhuis en allerlei creatieve cursussen. Daarnaast biedt het ruimte aan 36 creatieve bedrijven,
waar het bureau van Stephen Tas en Eline Keus er één van is. Deze mix van functies en het samenbrengen van doelgroepen waarmee een levendige stad ontstaat is de kern van waaruit Oase
werkt aan haar plannen.
Foto Femke van den Heuvel
VAN DE NVTL
Op 12 mei werden in Utrecht de NVTL Awards 2023 uitgereikt. Coolhaven in Rotterdam van Juurlink en Geluk won de award in de categorie Uitgevoerd. De Studie Award ging naar Bureau B+B voor hun studie Aquabattery Recharged. Met A Fire Scape won Hanna Prinssen een award in de categorie Talent.
De NVTL heeft een nieuwe voorzitter: Joeri de Bekker. Hij was al ruim vier jaar als bestuurder actief en is sinds mei aangetreden als voorzitter. De Bekker wil zich inzetten om vakgenoten met elkaar te verbinden en de discipline nadrukkelijker in beeld te brengen. Hij volgt Ben Kuipers op die de afgelopen zes jaar voorzitter was.
NVTL en Vandersanden organiseren op 22 juni een excursie naar de binnenstad van Deventer. Onderwerp van gesprek: hoe een ruimtelijk kader samenhang creëert in een eeuwenoude binnenstad.
Meld je hier aan
VAN DE BNSP
Hoe zorgen we voor samenhang en integrale ruimtelijke kwaliteit in de ruimtelijke transities van Nederland? Een jaar na de lancering van Platform Ontwerp NL en Mooi NL is op vele fronten door bureaus en adviseurs gewerkt aan de toekomst van Nederland. Veel is nog verkennend, maar vanuit de verbeelding zoeken we de dialoog. Hoe ziet NL er in 2100 uit? En wat betekent dit voor de keuzes in projecten en plannen die nu op de tekentafel liggen? Hoe komen de ruimtelijke puzzels eruit te zien?
Kijk hier voor meer informatie en kaarten (gratis voor BNSP-leden)
Bouwen, bouwen, bouwen
De titel klinkt als een leerboek voor de stedenbouwstudent: Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw – een stedenbouwkundig kader (€ 12,50). Maar in werkelijkheid gaat het om een vlotgeschreven en snel te lezen pamflet van stedenbouwkundig ontwerper en hoogleraar Frits Palmboom. Het boekje draait om de inmiddels bijna heilig verklaarde opgave om aan Nederland, vooral binnenstedelijk, de komende jaren 900 duizend woningen toe te voegen. Een belangrijk deel daarvan zal in de vorm van in de fabriek gebouwde en op locatie in elkaar geklikte, gelijmde en geschroefde woningen zijn. Veelal sociale woningbouw. Palmboom waarschuwt voor lessen die we van het verleden geleerd zouden moeten hebben, in de jaren 60. ‘Toen werd de productiewijze te dominant en de bouwsteen van herhaling steeds grover en grover, tot complete flatgebouwen of woonbuurten aan toe.’ Het schrikbeeld van de Bijlmer. Palmboom werkt zijn oproep om bij deze bouwwijze de ruimtelijke kwaliteit serieus te nemen in het planning- en ontwerpproces vervolgens uit. Hij komt met ‘opgaven’, ‘prestatie-eisen’, en een ‘appel’ aan alle betrokkenen. En daarmee is het boekje dan wel geen handboek voor de universiteit, maar ten minste een spoedcursus stedenbouw voor overhaaste politici, ambtenaren en bouwers.
Bouwen, bouwen, bouwen (2)
Is het eigenlijk wel noodzakelijk om de komende jaren 900 duizend woningen te bouwen om de woningnood op te lossen, vraagt stedenbouwkundige en journalist Harm Tilman zich af in zijn bijdrage over houtbouw in het bpd MAGAZINE – over gebiedsontwikkeling (gratis online, gratis papieren abonnement via bpd.nl/aanmelden). ‘Kunnen we niet versnellen door hergebruik, renovatie en adaptatie, waarbij je leegstaande gebouwen geschikt maakt voor bewoning?’ De vraag naar hergebruik staat niet centraal in dit keurige en kleurrijke magazine van project- en gebiedsontwikkelaar BPD. De vraag hoe te versnellen wel. Zo wordt minister voor Volkshuisvesting Hugo de Jonge uitgebreid aan de tand gevoeld over zijn visie om de huidige bouwdip vlot te trekken. Iedereen moet volgens De Jonge een beetje inschikken: grondeigenaren moeten genoegen nemen met een lagere opbrengst (de ‘verwachtingswaarde’ bijstellen, heet dat in vastgoedjargon), bouwers moeten goedkoper gaan bouwen en de minister gaat regels en procedures versimpelen – en buurtbewoners minder bezwaarmogelijkheden geven. En, tussen neus en lippen door, het kabinet moet meer ‘grip op migratie’ krijgen. Ook mag De Jonge nog een keer pleiten voor het soepel omgaan met het taboe op ‘bouwen in het weiland’ (‘Denk aan een straatje erbij aan de rand van een dorp, voor de eigen starters en ouderen’). Daar is BPD-bestuursvoorzitter Walter de Boer het in zijn voorwoord mee eens. Hij stelt, in bestuurskamerjargon: grotere gemeentes in Duisland ‘zijn de afgelopen jaren begonnen met kijken naar de stadsgrenzen en uitleglocaties voor woningbouw’. Terug naar de Vinex?
Van groeikern naar slaapstad
Je zou het wel eens vergeten, in deze tijd van woningnood en haast om nieuwe woningen te bouwen – maar hoe staan onze groeikernen erbij? Groeikernen zijn de Vinex-wijken uit de jaren 60 en 70, zoals Zoetermeer en Purmerend, en new towns als Almere en Lelystad. Het zijn inmiddels sterk vergrijsde steden met samen 1,5 miljoen inwoners, schrijft architectuurhistoricus Michelle Provoost in de inleiding van Een onvoltooid project – 15 kansen voor onze Groeikernen (€ 9,99, de pdf is gratis te downloaden). Een onvoltooid project omdat, schrijft Provoost, de groeikernen bedoeld waren als volwaardige, middelgrote steden, met voorzieningen ‘die gericht waren op een eerlijke verdeling en spreiding van kennis, macht en inkomen: gelijke kansen voor iedereen.’ De economische crisis van begin jaren 80 zette deze optimistische ontwikkeling stil en de meeste groeisteden versteenden tot slaapsteden. Nu zijn ze toe aan een opknapbeurt: de woningen aan verduurzaming en meer diversiteit, de openbare ruimte aan rijker groen, de arbeidsmarkt aan meer banen in de buurt. En om een rol te spelen in het aanpakken van de huidige woningnood. Het INTI onderzocht verschillende groeikernen en formuleert in het boekje (deel 2 van het groeikernenonderzoek) vijftien kansen, aandachtspunten voor verbetering. Voor groeikernen en voor andere middelgrote gemeenten met vergelijkbare vraagstukken. En, zou ik willen toevoegen, ook verplichte kost voor politici en ontwikkelaars die zich op dit moment blindstaren op aantallen woningen en roep om ruimtelijke kwaliteit maar lastig vinden.
Architectuur in crisistijd
Een jaarboek over ruimtelijk ontwerp is altijd een spagaat. Aan de ene kant presenteert het de beste projecten van het afgelopen ‘polycrisisjaar’, maar aan de andere kant is die oogst het resultaat van bouwprocessen die vele jaren eerder zijn ingezet. Dat geldt ook voor het jaarboek Architectuur in Nederland 2022 | 2023 (€ 44,95). De redactie maakt zich daarin zorgen over de kansen voor jonge bureaus die bij inschrijvingen over onvoldoende referenties beschikken om aan de voorwaarden te voldoen. Ook spraken ze met jonge architecten over de werkcultuur in de sector. Dat is schrikken: idiote werktijden, ook voor studenten die stage lopen, minder kansen voor vrouwen en ontwerpers met een migratieachtergrond. Van de 35 bureaus waarvan voor het jaarboek projecten werden geselecteerd, wordt er slechts één gerund door alleen een vrouw. De helft wordt gerund door één of meerdere mannen. Maar ja, Champions League hè. Want als je de geselecteerde projecten ziet (van Schoenenkwartier Waalwijk, Museum Arnhem en woontoren Haut en Valley Amsterdam, Zalmhaven Rotterdam tot het Busknooppunt UMCG Noord), zou je niet zeggen dat de architectuur in Nederland is besmet door welke crisis ook.
Ambachtelijk modernist
Zijn Wageningse leermeester en hoogleraar Tuinarchitectuur J.T.P Bijhouwer had Hein Otto graag gezien als collega en zijn opvolger aan de Wageningse Landbouwhogeschool. Otto had echter geen belangstelling voor een academische carrière – al zou hij zijn hele werkzame leven bij het onderwijs betrokken zijn – en trad hij na zijn afstuderen, in oorlogsjaar 1941, in dienst van Staatsbosbeheer. Nauwgezet en gevoelig beschrijft landschapsarchitect Marianne van Lidth de Jeude leven en vooral het werk van Otto in Ir. Hein Otto 1916-1994 – Eenvoud en elegantie (€ 22,-). Otto is van de generatie Hans Warnau en Mien Ruis. Maar in tegenstelling tot de meeste van zijn vakgenoten had hij een Wageningse ingenieurstitel. Van Lidth de Jeude beschrijft Otto als een modernist, gericht op het functioneel inrichten van landschappen – Otto werkte vooral op de ‘middenschaal’. Hoewel hij een groot kunstliefhebber was, was hij minder gefocust op het esthetische. Aan zijn kunstcollectie wijdt De Lidth de Jeude een apart hoofdstuk. Na de oorlog werkte hij voor de NS waar hij zijn uitgangspunten van eenvoud en soberheid het meest uitgesproken vormgaf. Maar hij had ook zijn eigen bureau. Zo drukte hij met zijn collega’s een belangrijk stempel op de wederopbouwjaren waarin het landschap werd hersteld, de nieuwe polders werden ingericht en de recreatieopgave vorm kreeg. Het boek bevat naast beschrijving van leven en werk van Otto ook zijn belangrijkste projecten in woord, beeld en (prachtige) tekeningen. Mooi overzichtswerk van een strenge maar bevlogen vakman.
Project speelplaats in stadspark
Locatie Istanboel, Turkije
Ontwerp Carve
Opdrachtgever Galataport Istanbul Liman Isletmeciligi ve Yatirimlari a.s.
Uitvoering Playdium
Periode van ontwerp 2020
Realisatie 2021–2022
Foto's Playdium, Susanna Vissani
Klimmen en kruipen op een sculptuur
Een speelplek als beeldhouwwerk. Zo mogen we de door Carve ontworpen speelplaats in Istanboel wel omschrijven. Het ligt in het historische Tophane Park en de vierkante basisvorm is ontleend aan de vorm van de vlakbij gelegen Tophanefontein. De ontwerpers rekten de vorm uit, en verwijderden een van de hoeken. Ze lieten zich inspireren door traditionele steenhouw- en timmertechnieken, en maakten gebruik van hardsteen en hout uit de omgeving, en zand afkomstig van de Egeïsche kust. Het resultaat is in hun woorden ‘een sculpturale interactie tussen vorm, kleur en materialen’.
De speelplaats bestaat uit drie delen voor verschillende leeftijdsgroepen. In elk deel ligt zand met hier en daar avontuurlijke speelelementen. De sculptuur ligt om het zand heen en schrijft niks voor, maar biedt talloze mogelijkheden: glijden, stappen, klimmen, loungen, kruipen, balanceren. Het past bij de filosofie die de ontwerpers van Carve erop nahouden. Zij zien spelen als een essentieel onderdeel van het publieke domein en ontwerpen het liefst plekken die jong en oud aanmoedigen tot interactie en experiment.
Nog geen abonnee, maar wel benieuwd naar de volgende editie?
Kijk hier voor onze abonnementen en aanbiedingen.
Mocht u als Blauwe Kamerabonnee het e-zine niet in uw e-mail ontvangen
dan beschikken wij mogelijk niet over uw juiste e-mailadres.
U kunt uw e-mailadres hier
doorgeven.